woensdag 28 oktober 2009

Kortom: hij zwierf jaren, geraakte en bleef alleen

Hij zwerft langs kusten en steden,
Maakt vrienden met allerlei
En eet allochtone spijzen.
Met zijn thuiskomst
Zal hij cadeautjes meebrengen
En zijn familie mag zich
Gelukkig prijzen met
Zo’n goede vader.
Elke dag staat hij op de uitkijk,
Stopt zijn vinger in de mond
En houdt deze vervolgens
Luttele seconden in de lucht.
De wind staat al maanden ongunstig.
Je kan beter zeggen:
“Het gaat hem niet voor de wind!”
Al jaren zit hij opgesloten op dit eiland,
Zijn hart gebroken, hij mist zijn kind.
Gehuld in nevelflarden zijn gedachten,
Zijn lichaam gespannen en een boog,
Draait hij rondjes op zijn plek.
Gelijk staal zijn gelaat,
Toont hij geen emotie.
Diep van binnen huilt hij
Als een slapende vulkaan
Stilzwijgend kan snurken.
Eens dan barst de bom,
Eens dan draait de wind
En zal hij waarschijnlijk
Nog jaren zwerven voor
Hij de weg naar huis weer vindt.
Hij zal wat zien van de wereld,
Hij zal thuiskomen met verhalen,
Die zijn verleden mistig maken.
Ze spoken en dolen rondom
Zijn uit de kluiten gewassen ego.
Zijn hond zal dood, de voedster zal kwijt,
Zijn vrouw zal verloren, zijn kind zal groot.
Zijn arsenaal zal achter slot, zal achter grendel,
Verborgen achter een ophaalbrug,
Gesloten maar dan zonder hendel.
Hij zal terug en zal dan denken:
“Was ik maar nooit!”
Maar hij was ooit en hij was wel,
Hij was niet langzaam,
Maar allerminst snel.
Hij kwam terug en nevel verhulde zijn gezicht.
Rende hij maar toe op pen en papier,
Dan schreef hij een gedicht.
Maar hij pakte de wapens
En wierp een barricade op.
Hij schoot met scherp en wist toen zeker:
“De hond zal leven, de voedster zal terug,
Mijn vrouw zal winnen, mijn kind zal klein.”
Ze vielen met bosjes voor hem
Dood op de grond met pijlen overal,
Verwondingen allerlei en zichtbaar
Van pijn vertrokken bleke bekkies.
Hij zal vissen, hij zal staren naar den einder.
Hij zal de zon zien onder gaan
Met goed glas wijn en zestien sigaretten,
Kijkt hij over een zee van tijd.
Toch is hij bang “dat ik de zon niet haal.”
Een zwerfhond en een zeepaard,
Een verloren held zonder houten been,
Toen hij op het eiland zat,
Kon hij oprecht nergens heen.
Maar hij is thuis en weet niet waar,
Hij weet niet wie en niet hoe zonder,
De één houdt van licht,
De ander schrijft liever donker.
Achter hem roken de lijken nog,
Van voedster, vrouw en kind,
De hond verkocht aan de plaatselijke
Afhaal-Chinees “Om de hoek”.
Hij is alleen en zal alleen,
Blijven zal hij blijven alleen.
Kortom: hij zwierf jaren,
Geraakte en bleef alleen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten