dinsdag 6 oktober 2009

De Avonden p. 151 en verder

“Hij liep op een boekenkastje toe en nam een speelgoedkonijn, dat op de bovenste plank tegen de muur stond, in de hand. Het was van lichtbruine, ruige wol, met een witte buik. Hij nam het op de arm tegen de borst en zei: ‘Lief, hè? Lief konijn. Hij is lief. Altijd krijg ik weer tranen in mijn ogen, als ik het zie.’’Vind je hem leuk?’ vroeg Bep. ‘Je kan hem lenen. Wil je hem mee hebben?’’Mag hij een paar weken bij mij logeren?’ vroeg Frits, het dier aaiend. ‘Heel graag.’ Hij zette het op tafel en knoopte zijn jas dicht.”

[…]

“Het konijn nam hij mee zijn slaapkamer in; hij zette het op zijn boekenkast.”

Tien jaar laten was het de klerenkast,
Een promotie na jaren,
Onaangeroerd onder bed.
De lichtbruine vacht grijs van het stof,
Witte buik vol vlekken,
De boekenkast gevuld met literatuur.

Het pluche konijn was verheugd
Eindelijk afgestoft te zijn en
Vanaf de klerenkast had het
Een prima uitzicht.

“Ooit komt Frits terug,
ooit zie ik Bep weer eens.”

Dacht het konijn.

“Eens, zoals toen, ooit lang geleden,
ben ik vol liefde onder zijn oksel,
zijn jas ingegleden, veilig tegen regen.”
Dacht het konijn.

Hij komt thuis, trekt de kast open
Om er iets uit te halen.
Door de windvlaag, veroorzaakt
Door openzwaaiende deuren,
Valt het lichtbruine konijn met witte buik,
Hard op de grond!

Hij stamelt een huilend “Sorry”,
Sluit met grote voorzichtigheid de deuren,
Schuift de Ontdekking van de Hemel onder bed,
En zet het konijn weer op zijn plaats.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten