zondag 10 januari 2010

Spelfout

De houtkachel brandt gemütlich de hele kamer warm,
Het hout knispert door mijn haren en een steekvlam
Epileerde vanmiddag nog mijn wenkbrauwen.
Buiten sneeuwt het verticaal kleine wondervlokjes,
Die mij tijdens een wandeling het uiterlijk geven,
Van een hoogbejaarde man, dan wel ijskonijn.
De geelgorzen spelen in de sneeuw, het drinkwater
Is bevroren maar verloren zijn ze zonder meer
Als ik zal stoppen met het bijvoederen, later
Op de dag. Ze zullen doodvriezen en als in de zomer
Mussen dan zullen in de winter geelgorzen van het dak.
Plof. Geelgors. Plof. Geelgors. Krak. Ijspegel.
Meterslang behangen ijspegels de dakgoot aan de oostkant
Van de boerderij bedekt met rietendak, ondergesneeuwd.
In de tuin is het sporen zoeken en verhalen schrijven,
Onder de ijspegels is het hopen dat het Zwaard van Damokles
En in de keuken is het versjes opdreunen, uit het hoofd.
De sneeuw verdoofd mijn zintuigen en de tijd staat stil.
Sneeuw hoort bij verlanglijstjes rond Kerst en Sinterklaas,
Iets wat ik nog naast een voetbal en een spelcomputer wil.
De lome warmte van brandend hout doet mijn oogleden
Trillen als warme lucht op een zomerdag aan den einder.
Ik zak ik mijn relaxstand onderuit en scheur met mijn kerstkilo’s
Een scheur in mijn jeans. Maar ach, wat geeft het,
Wie doet mij wat, ik bevind me op het platteland.
De zeespiegel stijgt en het Drenthse land maakt zich op
Voor dat wat-er zal komen in de toekomst en harde winden
Wanen me op het strand en gooien sneeuwduinen op.
Op de televisie enkel beelden van om bomen gevouwen auto’s,
Maar ik heb dan ook afgestemd op commercieel Nederland.
Dan ben ik maar van de linkse journalistiek, doet de radio mij leren,
Maar beter dan mij bekeren tot het katholiek geloof,
Straks belt mijn vrouw nog op over een pornoboek en dat
De christenen toch geen reclame mogen maken, maar
Wie heeft het dan te pas en te onpas over het kruis?
De luiken gesloten vallen mijn oogleden op de defaultwaarde
En moet ik mijn parameter setten om mij op te richten
Van de bank en de dag door te dichten alhoewel er kieren
En scheuren ontstaan in mijn lippen en woorden.
De sneeuwstorm gaat liggen en laat het weeralarm
Voor wat het is. Wij strooien zout en peper over de lasagne,
Een maanlandschap van kaas en onverklaarbare zaken,
Deuren gebarricadeerd door sneeuwduinen en
Steek ik mijn neus in andermans zaken, dan snuif ik
Stuifsneeuw, stuifmeel dat mij doet denken aan de zomer,
Doet verlangen naar de zon, o, dromer. Mijn gedachten
Reizen de tijd voorbij en met de opgaande zon – spelfout –.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten