dinsdag 2 februari 2010

Vulpes pilum mutat, non mores

In de verte ritselt in het gras een hopeloos wezen,
In de andere verte schuifelt een man dichterbij.
Filmshot na filmshot rekken een scène en in de bioscoopstoelen
Neigt een vermoeden van valsheid, van angst, pure schrik
Drukt je terug in de stoel en voel de warmte trillen,
De airconditioning doet het nog.

Radeloos, moedeloos, feilloos loopt hij op het geritsel naderbij
En muziek vervaagt, verzacht, verwacht niks anders dan spektakel,
Een debacle, een moment van fraaie intensiteit.

Chaos regeert, het zijn de emoties die feestvieren in het struikgewas,
Het zijn de regendruppels die een melodie doen klinken, druppen,
Het zijn een vos, een kraai en een hert.
Foetussen hangen dood uit de baarmoeder, staren de wereld in zonder
Een voet te zetten, te verzetten, smakelijk in een mierenhoop,
Eikels op een golfplaat, armen uit het raam en torenhoog gras,
Het zijn parasieten en een vrouw die je bloed kunnen drinken.

Affectie, affiniteit en de feesten van angst en pijn vangen aan,
Onder varens scheurt een vos zichzelf aan stukken, schizofrenie.

Zorg
Grief
Pijn
Pain
Verdriet
Despair
Chaos regeert
Chaos reigns

Chaos regeert de emotie, chaos regeert het leven, chaos regeert mij.

In de stilte van het bos hangen lijken ondersteboven,
In de stilte van het bos vallen kuikens uit de boom,
Herten liggen in de woonkamer, vossen dragen belletjes
En de man die vindt het welletjes.
De vrouw is een rib uit zijn lijf.
De man gaat gebukt onder een juk.
Een juk dat ‘vrouw’ heet.
De vrouw is een steen aan het been van de man.
De vrouw doet een steen aan het been van de man.
Ze masturbeert tot bloedens toe en hanteert een schaar.
Hij wurgt haar, het is klaar.

De stilte drijft de kilte van de aftiteling, begeleid door een krasse piano,
Op weg naar huis, naar de straat, naar over de grachten de hoogte in
Waar een kind valt uit een raam op de sneeuw, dood.


Zorg
Grief
Pijn
Pain
Verdriet
Despair
Chaos regeert
Chaos reigns
Zorg

Grief
Pijn
Pain
Verdriet
Despair
Chaos regeert
Chaos reigns

De vos schrikt op,
De vos bijt naar de hand,
De hand van de man,
De man die hem uitreikt.
De vos heeft een stem,
Hij blaft niet,
Want bijtende vossen blaffen niet
En verliezen ook nooit hun streken,
Maar de vacht daarentegen.

De vrouw schrikt op,
De vrouw snelt naar het raam,
Het raam van het huis.
Onder het raam ligt een kind.
Het kind ligt in de sneeuw.

Chaos regeert
Chaos reigns

Grief, pain and despair!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten