donderdag 31 december 2009

Afscheidsbrief van een boer

Aan zij die blijven leven,

Ik maakte een engel in de sneeuw
En zag enkel de gebroken ogen
Van mijn dierbare geiten voor me
Spoken, als monsters onder het bed
Van mijn kleinste zoon. Ofschoon
Ik geen vragen heb, wil ik wel graag antwoorden,
Die ik niet kreeg waardoor ik besloot,
Mij en m’n gezin te vermoorden.
Want zo doe jullie dat, zo is het toch,
Met onschuldige geiten die
Een beetje gek zijn in de kop,
Maar wat schiet je er mee op?
Niemand kent mijn geiten
Net zo goed als ik,
Niemand herkent de geiten
Aan de lengte van hun sik.
Ooit keek ik uit naar de dag van morgen,
Voor dag en dauw op om de geiten
En mijn gezin te verzorgen.
Maar de hoeksteen van mijn bestaan,
Is wreed onder mij weggeslagen,
En als grenzen en werelden,
Idealen en doelen dan vervagen,
Sla ik de hand maar aan mezelf,
Zodat ik morgen in Gods Tuinen,
Mijn eigen geiten weer zie huppelen,
En mekkeren, en jammeren en lammeren,
En lijkt het eind goed, al goed,
Maar zo had ik het niet bedoeld.
Toen rees bij mij dan toch de vraag,
Wie voert mijn geiten na vandaag?

De boer

Geen opmerkingen:

Een reactie posten