woensdag 30 december 2009

Orfische miscalculatie

Als de dorst gelest is
En het gelaat getekend,
Legt hij zijn lichaam te rusten.
In zijn slaap ontspruit het licht
Vanuit de hem omringende duisternis.
Hij draait en woelt en slaapt
Tot het morgenlicht de nacht verdrijft.
Onrustig was zijn slaap,
Zijn lichaam vermoeid, verweerd,
Als Odysseus na jaren van omzwervingen.
Zijn geest denkt helder als Orpheus’ muziek,
Maar is net zo zwak als deze kunstenaar.
Omkijken naar het verleden heeft geen zin,
Al is het tijd voor recapitulatie.
De knie verdraaid daalt onze anti-held
Krampachtig de trap af die hem
Eerder naar boven heeft geleid.
De treden voelen als stappen de toekomst in,
Al leiden ze hem verder naar beneden,
Tot het vuur de onderkant van zijn
Klompvoeten verwarmd en hij beseft
Dat dit de Dag des Oordeels is.
Daarom was het licht…
Daarom werd het donker…
Hij staat daar beneden en verlangt
Naar haar naar boven.
Neemt hij haar mee of is hij eerder
En zal hij, kwellingen ondergaand,
Wachten tot zij arriveert,
Van over de wild kolkende rivier,
Zodat zij samen kunnen galopperen
Over de Eeuwige Velden?
Hij kijkt twee donkere gaten in en
Draait zich om en rent.
Aan het eind van de tunnel is een licht.
Is daar het licht?
Is zij het licht?
Hij is er bijna en als hij een laatste keer
Omkijkt om te zien of niemand hem is gevolgd,
Ziet hij nog net hoe zij uiteengereten wordt
Door de driekoppige hellehond, Cerberus.
Zijn gil was geluidloos,
Zijn stappen geruisloos,
Zijn dood was anoniem.
Eenzaam dolend over de Eeuwige Velden,
Kon hij haar niet vinden
En kwam hij tot het besef:“Ik heb het vast verkeerd gezien.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten