Het hart vervuld van onrecht
Stort het meisje
Haar woedende tranen in ’t IJ.
De dichter dronk een biertje,
Lachte hier en daar.
Maar liever lag hij teder
Troostend in bed naast haar.
Zijn schouder bood haar troost,
Zijn woorden gaven warmte
In zijn innige omstrengeling
Vond zij uitzinnige kalmte.
Zij zou slapen, aan één stuk door,
En hij zou niet stoppen,
Met fluist’ren van lieve woorden in haar oor.
zaterdag 26 september 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten