maandag 2 januari 2012

Transsylvanië

Want de straten zijn daar van glas
Waar de fonteinen rum spuwen
En de lucht naar benzine ruikt

Transsylvanië

Op pleinen staan de mensen juichend
Joelend, schreeuwend om een dansende beer
‘Dans de polka Teddy, dans de polka dan’
Mensen zingen en kinderen huilen
Mannen legen de glazen en de beer
Die doet niks.
Een zigeuner bespeelt zijn balalaika

De beer in Transsylvanië, op het plein van robijn
Is het dansen verleerd; haar poten doen pijn
En haar klauwen zijn stomp

Ik zie dit alles vanaf de hoogste toren van de kathedraal
Ik ben een kraai. Ik ben een informant
Hier heersen de tsaren nog en ik rust op hun schouders
Soms voel ik me meer een schouder, dan een kraai
Maar bovenal voel ik me mens
En schuldig
Die beer daar heb ik liefgehad en was eens
Een vrouw

woensdag 1 juni 2011

Geboorte van een vriend

zoals je aan het water mij vertelde over het leven
en hoe het geen voldoening bracht, precies zo
zag ik ons decennia later zitten langs het water
met de hengels zonder spanning en hoe je zou

vertellen dat het leven niet gebracht heeft wat
je ervan verwacht had. ik zou instemmen en
richting de wind kijken waar het einde is van
onder mijn stoel pakte ik nog een borrel en dronk

met je op het leven die avond aan het water en we
rookten het pakje sigaretten leeg en bejubelden
het studentenleven en de studiefinanciering.

wat we achterlieten bij het bankje was een hoop
sigaretten, de nageboorte van onze vriendschap
en in het hout gekrast het beste moet nog komen.

maandag 23 mei 2011

Herinnering

Herinner de fles wijn
Die we samen leegden
Herinner de vloer
Waarmee we de liefde veegden
En herinner - temijnertijd -
De verlangens die we samen deelden

We staken onze armen in elkaar
En trouwden onze handen
(je bruine ogen heb ik aanbeden)

Een duo waren we
Een leger
Van twee individuen

Onze stemmen gehouwen uit zwart marmer
Ketsten over straat
Was het nacht dan deelden wij
Geheimen en sliepen in

dinsdag 3 mei 2011

Kijkdoosprinses

Voor Chantal

Plak vier handen op één buik
En noem het vriendschap.
Jij bent een kijkdoosprinses op een mannenfiets.
Je verzamelt stapels met kijkdozen
En toont ieder alle kijkgaten,
Als poortwachter van de fantasie.
O kijkdoosprinses, o knutselaar van de hoogste orde
Knip met de zon omhoog tot aan het firmament
En koester de sterren die je wangen strelen.
Scheur ze los uit de hemel en laat ze vallen
Tot de grond kreukt en confetti kleurt.
Als het waait, wordt het nog geen morgen,
Maar is de omgeving onregelmatig gebroken licht.
Pak een pen, een schaar, wat lijm en plak
Je eigen leven in een doos bij elkaar.
Vang de emoties met wat kantoorartikelen
En niet de liefde in karton.
Zet je vader daar en je moeder hier
En vergeet je broertje niet.
Lijm voorzichtig, plak standvastig en blaas
Door het kijkgat een storm naar binnen.
Wie er overeind blijven staan,
Zullen je vrienden zijn.






dinsdag 22 maart 2011

Later

je verleden heb ik niet gemaakt
toen de microfoon contact zocht

(ik zweette; de spotlights fel)

we construeren samen het nu;
later zien we wel
vanzelf voorbij komen.

zaterdag 12 maart 2011

[Ik omarm je leugens]

Ik omarm je leugens, met gevleugelde uitspraken
En stuur ze naar het licht.
Ik wil de veren zien smelten en de was zien glijden
Tot vleugels vergleden en leugens het verleden
Kunnen aanvaarden.

De zon zal een regenboog stralen door
De prismatische werking van druppels.
De angst in je ogen zal rood, oranje,
Geel, groen, blauw en paars gekleurd zijn.

Ik kleur de emoties van de omgang,
Met de zichtbare kleuren uit een prisma ontsproten.
Ongebroken licht onthult de geheimen van de maan,
Vernederend beschenen door de zon.

Het woord ‘troost’ is zalf voor je hemellichaam
Dat ik wil omringen met materie gewonnen uit sterren,
Aangelengd met ruimte-afval en optische illusies.
Maar niemand zal het zien. Troost kleur ik infrarood.
Ik geef verdriet een kleur en laat het ultraviolet zijn.
Niemand die dan nog ziet dat je huilt.

Na al die jaren, gaf ik toe dat je gelijk had,
Mijn tranen vloeiden stil en onzichtbaar,
En smolten mijn stem van standvastig
Naar onervaren en verslagen.

Toen ik je gelijk gaf en voor je knielde,
Vergat je mij te doden. Je hief je zwaard,
Maar het vloog weg; laisser faire.
Het gaf me de ruimte om het kwaad dat ik gesticht had
Om te vormen tot een mengeling van liefde en begrip.

maandag 8 november 2010

Plato's grot

De aftakeling neemt grote vormen aan.
Te groot ben ik bang.
Je ligt daar maar te lachen.
De grappen van de muren
zijn zo slecht nog niet.

Het bed is je speelhoek,
De grafkist van je jeugd.
Het is de pop die naar je luisterde
en de beer wiens vacht vol
aangekoekte klodders speeksel zit.

Je speelt met eten als met auto's.
Een file van bitterballen
en andere garnituur verstopt
de verbindingswegen in je hoofd.

Waar komen we vandaan
en wat kan jou het schelen?
Als je maar een snoepje mag bij je frisdrank,
of een koekje bij de thee.

Ze kleden je aan en nemen je mee
naar buiten waar de vogels fluiten
in herinnering.
Maar herkennen doen ze jou niet meer.

Jij kamt de paarse manen
van je groene my little pony.
Het beest galoppeert over je buik.
Je tong steekt uit je mondhoek.

Heb je dan niet door
dat het snot je uit de neus loopt
en dat je in je broek plast?

Ik hoop dat je droomt
en eens weer wakker wordt.
Maar een vliegtuig ben je nooit geweest,
dus uit deze droom kan ik je niet helpen.

Ga dan maar weer slapen.
Denk maar het is nog drie nachtjes.
Droom maar over draken,
ridders en de Grot van Plato.

Jouw werkelijkheid is allang niet meer de mijne.
Wat jij ziet, dat zie ik niet.
Nog niet.
Waarschijnlijk ben je me een stapje voor.
Alweer.

Sta maar op en verlaat de grot
onder het kussen waarin ik
je gezicht begraaf.