zondag 31 januari 2010

De bezemwagen

Als er nu een bezemwagen kwam,
Met een rotgang om die hoek,
Zou ik aanzien hoe deze dan,
Mijn hart bijeen zou vegen,
Onder luid gebulder van over steen
Schrapende veegelementen
Als er nu geen bezemwagen kwam,
Met een rotgang om die hoek,
Dan ging ik nu wanhopig op zoek,
Naar de stukjes van mijn hart,
Die verspreid liggen over de straat,
Van hier naar jou en terug.
Overal waar ik met je kwam,
Zal een stukje liggen en
De plekken waar we elkaar lief hadden,
Zullen lachen om mijn tranen.
Ik was af met mijn tranen
En forceer een gulle glimlach.
In de spiegel neem ik poses aan,
Om mijn kracht te tonen.
Verlaat ik het blikveld van de spiegel,
Klinkt het gegiechel van de dingen.
Blijkbaar giechelen dingen mij aan,
Mij na en om mij giechelen zij.
Ik ren de straat op, op zoek
Naar die hoek waar de bezemwagen
Met een rotvaart aan komt rijden
En ik spring ervoor en maan
De bezemwagen zo tot stoppen.
Als ik in duizend stukjes verval,
Ben ik in staat om en van ontbinding
Geen weet te hebben.
De bezemwagen vervolgt zijn weg
En de schrapende veegelementen
Strelen mijn huid en kussen mij hoofd,
Ze schaven mijn gelaat aan flarden
En geven mij het gevoel incompleet te zijn.
In de bezemwagen ben ik verenigd
Met mijn hart en lig ik niet alleen,
Want hier gaan de zwerfkatten dus heen.

zaterdag 30 januari 2010

Zucht eens

Je kan best huilen en schreeuwen dat mag ook wel,
Maar lucht het dan ook op?
Je kan gaan springen en rennen, dat mag ook wel,
Of trek de haren uit je kop!

Je zoekt rust, wilt het verdriet kwijt,
Maar bent vooral op zoek naar
Die stabiele geestesgesteldheid.

Wat moet je nou, wie slaat een arm om je heen?
Wie repareert de deur die jij kapotsloeg,
De deur waar zij doorheen verdween?
En bestaat er een soms secondelijm
Voor een gebroken hart?

Je zucht, je zucht en zucht wat af,
Je zucht je longen leeg.

dinsdag 26 januari 2010

De kat van Café de Roos

In Café de Roos kan men poolen, biljarten,
Men kan er darten, klaverjassen en hartenjagen.
De rondborstige barvrouw tapt je bier voor twee euro
En vanuit een hoek verraadt een druk geknipper
De aanwezigheid van een verouderde fruitmachine.
Aan de bar zitten oude mannen met wijze lessen
En aangezien er hier gerookt mag worden,
Dwarrelt er sigarettenrook langs de flessen
Met sterke drank, met rode, witte wijn en rosé.
De muziek die er gedraaid wordt is te passé
En de mensen die er komen, zijn mijn type niet.
Maar toch boeit het café mij, daar op de hoek van mijn straat.

In Café de Roos slaapt er namelijk een kat achter de fruitmachine,
Absorbeert daar de warmte, veroorzaakt door het druk trekken
Aan hendels en het slaan op knoppen, en wordt niet gezien.
Vaak denk ik aan de kat, en aan hoe deze zal ruiken.
Dag in, dag uit, ligt ‘t als plumeau achter de fruitmachine
In de vensterbank waar ’s avonds bierglazen
Een triest stilleven vormen voor de mensen die de kou
Trotseren en vol verlangen het café een blik waardig gunnen.
De geur van die kat moet de lekkerste geur zijn die er is,
Een mengeling van rook, bier, kat en muizenissen.
Als je door de vacht strijkt, vormen stofwolken epische
Afbeeldingen en het gespin doet denken aan jazz en blues.
De ogen van de kat, nauw samengeknepen bij een teveel aan licht,
Bespieden je van onder een barkruk, vanachter de fruitmachine,
En hebben mensen vooral zien komen en liever niet zien gaan.
‘s Ochtends, zo stel ik mij voor, bevolkt ‘t een stapel met kranten,
En in de middag bietst ’t wat te eten en installeert zich,
Weg van het geflitst van lichten, achter de fruitmachine.
Misschien, misschien is die kat gewoon alleen. Misschien
Speelt ’t ik-tel-tot-tien-en-wie-niet-weg-is-is-gezien!

In Café de Roos, daar leeft een kat die graag verstoppertje speelt,
Of zich bemoeit met de winkansen van de fruitmachine.
De kat danst hier op tafel en verhelpt je ergernissen door
Je lieflijk een kopje te geven of op je krant te pissen.

zaterdag 16 januari 2010

Het is goed dat het regent

Het is goed dat het regent.
Nu spoelt het oude jaar
Eindelijk eens door de goot.
Het afval en ongein van het
Vorige jaar lag nog verspreid,
Her en der op de witte straat.
De sneeuw hield het tegen,
Het definitieve afscheid.
Het is goed dat het regent.
Het spoelt mijn zonden weg
En de onschuld van me af.

donderdag 14 januari 2010

Avondje Pathé

KRAAK SMEK KUCH POEF
ZUCHT GORGEL HIK OEF
HOESTHOESTHOEST

Huilen van het lachen,
Popcorn klevende kleren,
Uitzinnig liefde-uitende liefde-uiters,
Hoogbejaarde kleuters,
Flierefluiters,
16 jaar en ouder, seks,
Meekijken (on)gewenst zwanger,
€9,50 zonder pauze,

“ ’t Mooiste cadeau in het donker!”

Schuifelend richting de koudstralende regen,
De aftiteling achter de rug.

zondag 10 januari 2010

Spelfout

De houtkachel brandt gemütlich de hele kamer warm,
Het hout knispert door mijn haren en een steekvlam
Epileerde vanmiddag nog mijn wenkbrauwen.
Buiten sneeuwt het verticaal kleine wondervlokjes,
Die mij tijdens een wandeling het uiterlijk geven,
Van een hoogbejaarde man, dan wel ijskonijn.
De geelgorzen spelen in de sneeuw, het drinkwater
Is bevroren maar verloren zijn ze zonder meer
Als ik zal stoppen met het bijvoederen, later
Op de dag. Ze zullen doodvriezen en als in de zomer
Mussen dan zullen in de winter geelgorzen van het dak.
Plof. Geelgors. Plof. Geelgors. Krak. Ijspegel.
Meterslang behangen ijspegels de dakgoot aan de oostkant
Van de boerderij bedekt met rietendak, ondergesneeuwd.
In de tuin is het sporen zoeken en verhalen schrijven,
Onder de ijspegels is het hopen dat het Zwaard van Damokles
En in de keuken is het versjes opdreunen, uit het hoofd.
De sneeuw verdoofd mijn zintuigen en de tijd staat stil.
Sneeuw hoort bij verlanglijstjes rond Kerst en Sinterklaas,
Iets wat ik nog naast een voetbal en een spelcomputer wil.
De lome warmte van brandend hout doet mijn oogleden
Trillen als warme lucht op een zomerdag aan den einder.
Ik zak ik mijn relaxstand onderuit en scheur met mijn kerstkilo’s
Een scheur in mijn jeans. Maar ach, wat geeft het,
Wie doet mij wat, ik bevind me op het platteland.
De zeespiegel stijgt en het Drenthse land maakt zich op
Voor dat wat-er zal komen in de toekomst en harde winden
Wanen me op het strand en gooien sneeuwduinen op.
Op de televisie enkel beelden van om bomen gevouwen auto’s,
Maar ik heb dan ook afgestemd op commercieel Nederland.
Dan ben ik maar van de linkse journalistiek, doet de radio mij leren,
Maar beter dan mij bekeren tot het katholiek geloof,
Straks belt mijn vrouw nog op over een pornoboek en dat
De christenen toch geen reclame mogen maken, maar
Wie heeft het dan te pas en te onpas over het kruis?
De luiken gesloten vallen mijn oogleden op de defaultwaarde
En moet ik mijn parameter setten om mij op te richten
Van de bank en de dag door te dichten alhoewel er kieren
En scheuren ontstaan in mijn lippen en woorden.
De sneeuwstorm gaat liggen en laat het weeralarm
Voor wat het is. Wij strooien zout en peper over de lasagne,
Een maanlandschap van kaas en onverklaarbare zaken,
Deuren gebarricadeerd door sneeuwduinen en
Steek ik mijn neus in andermans zaken, dan snuif ik
Stuifsneeuw, stuifmeel dat mij doet denken aan de zomer,
Doet verlangen naar de zon, o, dromer. Mijn gedachten
Reizen de tijd voorbij en met de opgaande zon – spelfout –.

woensdag 6 januari 2010

Daar gaat de vrede!

Ik hoor duivenbotten kraken
Als het gevederde beest
Zich suïcidaal onder de wielen
Van de auto voor me werpt.
Bloed spat de velgen van
Omringende auto’s rood
En darmen vormen een netwerk
Van rood en roze over de
Sneeuwwitte straat.
Ogen puilen uit en het snaveltje
Hangt op halfzeven.
De dood treedt in als de auto
Doorrijdt en de duif laat liggen.

Het was de vrede die aan kwam
Vliegen, in de meeste waanzinnige
Gedaante. Ik zag het wel,
Het sprak uit de kraaloogjes
Van de duif, uit het takje
Dat ze met zich meedroeg.
Deze duif kwam vrede brengen
En de lente, maar ligt nu plat
Op de koude grond,
Besneeuwde straatstenen
Als matras voor wat eens vliegen
Kon, maar nu voor de vliegen
Zou zijn.

Daar ging de vrede! In een flits
Trokken oorlogsbeelden en
Geluiden van dood en verderf
Langs mij heen, toen deze
Vredesduif door onoplettendheid
Onder de auto verdween.

dinsdag 5 januari 2010

Van Ostadestraat

De stilte die bevalt me wel,
Zo hier alleen op het dak.
Niet dat ik wil springen
Al kan het met gemak.
Ik tuur eindeloos over
Mijn stad, Amsterdam,
En zie de wolkenkrabbers
Bij Zuid-WTC, de hoge
Torens van het Rijksmuseum
En tussen de huizen door
Glimlacht het groen
Van het Vondelpark
Vriendelijk naar mij.
Ik zie dakterrassen
En schoorstenen,
Ik hoor trams jammerend
De hoek om racen en
Vervolgens verdwijnen.
De toeter van een auto
Doet me niets.
Er kraait geen haan en
En haant geen kraai
Naar mij op het dak.

Die stilte bevalt me wel,
Zo hier alleen op het dak.
Als het nacht wordt,
Gooi ik mijn benen over de rand
En laat mij op mijn rug zakken.
Ik tel de sterren en de schapen
1 Schaap, 2 Schapen, 3 Schapen
Enzovoort.
Maar ik vind nergens slaap.
Ik sta weer op en onder
Een sterrenhemel waarvan
Niemand het bestaan meer kent,
Kijk ik jouw kant op.
Het baken van licht dat de
Schuilplaats van de liefde markeert,
Staat waarschijnlijk in de schaduw
Van wat bomen, want het is
Voor mij aan het zicht ontnomen.

De stilte hier bevalt me wel,
Zo hier op het dak. Ik wens
Alleen dat ik samen was
En deze hemel delen kon.
Ik draai me om en zie een kat
Wegschieten tussen lege wijnflessen.
Mijn flessen, schiet het
Door me heen, niet onze,
Dus ik ben toch alleen

maandag 4 januari 2010

Een gelukkig 2010

Ik verwelkom nu het nieuwe jaar

Dag kerstbal, dag kunstkerstboom,
Dag kerstgedachte, dag kerstkrans,
Dag verstopte pepernoot,
Dag vertraagd Sinterklaas gedicht.
Dag lente, zomer en herfst,
Ik verwelkom nu de winter.
Dag kampioenschap van AZ,
Dag Marco, dag Louis,
Dat Jan-Peter en Wouter
En dat hele rariteitenkabinet.
Ik verwelkom nu het nieuwe jaar.

De beste wensen allemaal,
Ja, jij ook een gelukkig nieuw jaar.
Kom hier – drie kussen op de wang – en
Neem nog een oliebol.
Ik luister naar de radio,
Zing jij ook even mee? We tellen af naar naar 0
En doen dat via Ramses, Coldplay en Queen,
Haha 2009, wie niet weg is, is gezien!

Jij bent straks verleden, 2010 het heden
En ik zweef er tussen in.
Cogito ergo sum,
Opdat ik niet was en niet zal worden.